Inleiding
In het Klimaatakkoord van Parijs is afgesproken dat de verschillende landen regels gaan maken voor werkgevers met 100 of meer werknemers om negatieve klimaateffecten van werk gebonden personenmobiliteit (zakelijk verkeer en woon-werkverkeer) terug te dringen. Dit moet in de periode tot 2030 leiden tot een reductie van 1 Mton CO2 voor Nederland. Vanaf 2050 mag er helemaal geen CO2 meer worden uitgestoten (klimaatneutraal).
Nederland heeft deze afspraak vastgelegd in de Regeling Werk gebonden Personenmobiliteit (WPM). Met de WPM is vooral beoogd om de werkgevers bewuste keuzes te laten maken over verduurzaming van de personenmobiliteit. Thuiswerken, met het OV, de fiets, met een elektrische auto of elektrische scooter naar het werk, zijn opties waar werknemers en werkgevers over zouden moeten gaan nadenken.
Wat moet er gebeuren
Vanaf 1 juli 2024 moeten werkgevers met meer dan honderd werknemers alle zakelijke kilometers en de woon-werkkilometers van hun werknemers gaan bijhouden. Het totale aantal kilometers moet in de eerste helft van het volgende jaar, dus in 2025, doorgeven worden aan de overheid. Dat lijkt in eerste instantie niet zo ingewikkeld, totdat je beter kijkt. Als een medewerker een leaseauto heeft en daarnaast een tegemoetkoming voor gebruik van het openbaar vervoer, zoals een NS-Business Card, dan is het vaststellen hoeveel kilometers de werknemer zakelijk reist, best lastig. Die kennis is wel nodig, want woon-werkverkeer moet los van zakelijk verkeer worden gerapporteerd.
Rapporteren
De nieuwe regels betekenen dat organisaties jaarlijks rapporteren. Bij het opstellen van de regelgeving was het respecteren van de privacy van werknemers een voorwaarde. Zo mogen werkgevers alleen de totalen van de hele organisatie rapporteren. Ook vindt het kabinet het belangrijk dat het rapporteren werkgevers zo min mogelijk extra werk oplevert. Daarom worden vooral gegevens gevraagd die werkgevers vaak toch al in hun administratie hebben.
De rapportageverplichting houdt in dat de werkgever ieder jaar een opgave moet doen van het totaal aantal gereisde kilometers door medewerkers voor de organisatie, zowel woon-werkverkeer, als zakelijke reizen. Deze kilometers dienen gerapporteerd te worden apart voor het soort vervoermiddel en type brandstof. Zo wordt er bij auto’s onderscheid gemaakt tussen de verschillende brandstoftypen: benzine, diesel, elektrisch en hybride. Er komt een handreiking van de overheid waarin staat voor welke werkgevers deze regeling geldt en wat ze precies moeten vastleggen. Ook staat erin welke stappen werkgevers moeten zetten om dit te regelen.
Digitale registratie
Het door de Overheid ingerichte digitale platform dat de werkgevers moeten gebruiken voor het rapporteren, berekent op basis van de ingevoerde gegevens (reiskilometers, soorten van reis middelen en brandstof) de CO2-emissie. Het digitale platform wordt beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Op basis van de gerapporteerde gegevens monitort het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) of het gestelde reductiedoel van 1 Mton CO2 in 2030 bereikt gaat worden. In 2025 stelt IenW op grond van de gerapporteerde gegevens vast of de totale CO2-emissie door werk gebonden personenmobiliteit in 2024 onder het emissieplafond is gebleven. Het emissieplafond voor 2024 is opgenomen in de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit van de WPM. Dit plafond is bepaald op basis van het trapsgewijze pad richting het reductiedoel van 1 Mton dat volgens het Klimaatakkoord in 2030 moet worden bereikt.
De komende jaren wordt gekeken of de CO2-uitstoot door werk gebonden personenmobiliteit van alle werkgevers met honderd of meer werknemers onder een vastgesteld CO2-uitstootplafond blijft. Als daar niet bij in de buurt gekomen wordt, gaat de overheid besparingsdoelstellingen via normstelling opleggen.
Welke stappen moeten werkgevers zetten om op tijd klaar te zijn?
Het begint met een inventarisatie van het mobiliteitsbeleid. Op basis daarvan kan een werkgever inventariseren wat hij moet doen of wat de werkgever extra van toeleveranciers aan gegevens moet vragen. Soms is extra actie niet nodig. Stel dat het beleid van een werkgever is, dat medewerkers hun NS-Business Card alleen mogen gebruiken voor zakelijke reizen en de rest van de kilometers moeten declareren, dan is de werkgever er al bijna. Van die zakelijke kilometers krijg je al direct een overzicht en kan de werkgever direct opnemen in de jaarrapportage. Als de werkgever dat onderscheid niet heeft gemaakt, moet deze werkgever zakelijk, woon-werk en wellicht privé vervoer gaan uitsplitsen. Als een werkgever een standaardbedrag vergoedt aan mensen die met de auto reizen, weet die werkgever niet op welk type brandstof die auto’s rijden. Ook dan ligt er nog wel wat werk in het verschiet voor een werkgever om dit inzichtelijk te (gaan) maken.
Conclusie
Op grote werkgevers komt een behoorlijke registratie plicht af. Zij zullen niet alleen behoorlijk wat gegevens over de door hun werknemers afgelegde kilometers moeten aanleveren, maar ook moeten gaan nadenken over een beleid op het terrein van mobiliteit. Daarbij dient dat beleid bij te dragen aan het verduurzamen van de mobiliteit en terugdringing van de uitstoot van CO2.
In hoeverre de registratie en/of te vormen beleid van individuele werkgevers ook daadwerkelijk zal bij (kunnen) dragen aan vermindering van de uitstoot van CO2 is natuurlijk afwachten. Medio 2025 weten we meer.
Dit artikel is in iets gewijzigde vorm ook verschenen in OCQ magazine Maart 2024 nr 35.
mr. drs. J. (Joop) A.M. der Weduwen,